Proverbs 4

1Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en merkt op, om verstand te weten.
 kinderen Zo noemt Salomo al degenen, die als kinderen begeerden zijne leer, als eens vaders vermaning aan te horen. Zie boven Pro 1:8 .
,
 tucht Zie boven Pro 1:2 .
2Dewijl ik ulieden goede leer geve, verlaat mijn wet niet.
 leer geve, Zie Job 11:4 .
,
 verlaat Alzo boven Pro 1:8 , en onder vs.6.
,
 wet niet Of, onderwijzing, alzo boven Pro 1:8 .
3Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder.
 mijns vaders zoon, Dat is, een zonderlinge zoon, dien hij zeer liefhad en voor wien hij grote zorg droeg. Van zulken zeggen wij ook: Hij is des vaders zoon.
,
 teder, Dat is, tederlijk opgebracht en zorgvuldiglijk gadegeslagen.
,
 enige Dat is, wel bemind en zeer lieftallig, als een enigen zoon; vergelijk 1Ch 3:5 .
4Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef.
 en leef Het is een bevel, hetwelk betekent ene belofte, alsof er stond: en gij zult leven. Vergelijk boven Pro 3:25 , en onder vs.13.
5Verkrijg wijsheid, verkrijg verstand; vergeet niet, en wijk niet van de redenen mijns monds.
 vergeet niet, Te weten, de redenen mijns monds, van welke in het volgende van vs.5 gesproken wordt.
,
 mijns monds at is, die uit mijnen mond voortkomen; of mijns bevels; dat is die ik beveel. Alzo is mond voor bevel genomen, Gen 41:40 .
6Verlaat ze niet, en zij zal u behoeden; heb ze lief, en zij zal u bewaren.
 Verlaat Te weten, de wijsheid, waarvan in vs.5 gesproken is.
7De wijsheid is het voornaamste; verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting.
 het voornaamste; Te weten, waarnaar wij trachten moeten en dat ons goeddoen kan. Het Hebreeuwse woord Seschith is voor het beste en uitnemendste genomen, Psa 119:160 ; Amo 6:1 ; gelijk ook het woord ros, Eze 27:22 . Anders: het beginsel der wijsheid is, verkrijg wijsheid. Anders: verkrijg wijsheid, het eerste der wijsheid; hetwelk is de vreze des Heeren. Zie boven Pro 1:7 , en de aantekening.
,
 met al uw bezitting Dat is, met al uw goed en middelen. Vergelijk Mat 13:44 .
8Verhef ze, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult.
 Verhef ze, Te weten, met haar hoog te achten in uw hart, te prijzen met uwen mond en te gehoorzamen met uwe werken.
,
 vereren, Dat is, aangenaam en grootmaken voor God en de mensen. Zie Dan 1:17 ; Luk 2:52 .
9Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren.
 een aangenaam Hebreeuws, een toevoegsel der aangenaamheid. Zie boven Pro 1:9 .
,
 sierlijke kroon Hebreeuws, een kroon des sieraads, of der heerlijkheid; dat is, waarmede het hoofd versierd en verheerlijkt wordt, alzo onder Pro 16:31 ; Isa 62:3 ; Jer 13:18 ; Eze 16:12 , en Eze 23:42 .
10Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd worden.
 de jaren Vergelijk boven Pro 3:2 , en de aantekening.
11Ik onderwijs u in den weg der wijsheid; ik doe u treden in de rechte sporen.
 in de rechte sporen Hebreeuws, in de sporen der richtigheid, of, oprechtheid; dat is, op rechte wegen. Zie boven Pro 2:8 . Van het woord spoor zie in dezelfde plaats Pro 2:9 .
12In uw gaan zal uw tred niet benauwd worden, en indien gij loopt, zult gij niet struikelen.
 tred niet Zie Job 14:16 .
,
 benauwd worden, Gelijk het gebeurt in enge, oneffen, moeilijke en slibberige wegen. De zin is, dat de weg der wijsheid is een bekwame, gemakkelijke en lieflijke weg; Psa 91:11-12 ; Mat 11:30 .
13Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.
 de tucht Dat is, het onderwijs, leidende tot de wijsheid. Zie boven Pro 1:2 .
,
 laat niet af; Te weten, van deze vermaning te volgen. Anders: laat [haar] niet gaan; te weten, de wijsheid. Zie de volgende aantekening.
,
 bewaar ze, Te weten, de wijsheid, waarvan in de voorgaande verzen gesproken is en die door de tucht verkregen wordt. Anders: bewaar het, want dat is uw leven.
,
 leven Versta, het welleven niet alleen van uw lichaam, maar ook van uwe ziel, alzo vs.22. Vergelijk boven vs.4, en de aantekening.
14Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen. 15Verwerp dien, ga er niet door; wijk er van, en ga voorbij.
 dien, Te weten, weg der bozen. Van het woord, dat hier vertaald is verwerpen, zie boven Pro 1:25 .
16Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen .
 zij slapen niet, Hebreeuws, zij zullen niet slapen. De toekomende tijd betekent de gedurigheid van het werk; alsof hij zeide: zij plegen niet te slapen.
,
 doen struikelen Te weten, mits zich te beschadigen aan de ziel, als zij die tot zondigen verleiden, of aan het lichaam, als zij dat kwetsen of vermoorden, of aan het tijdelijke goed, als zij dat stelen en roven.
17Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld.
 brood Versta door brood en wijn allerlei goed, dienende tot onderhouding van het tijdelijke leven. Alzo is het woord brood [gevoegd bij het woord water ] genomen, onder Pro 9:17 , en alleen Pro 20:17 , en Pro 30:8 , Pro 30:22 , en Pro 31:14 ; Mat 6:11 .
,
 der goddeloosheid, Dat is, goed door ongerechtigheid gekregen; alzo in het volgende, wijn des gewelds, die door geweld gekregen is. Alzo onder Pro 20:17 , brood der valsheid, dat door valse middelen gekregen is, en Pro 31:27 , brood der luiheid, dat zonder arbeid gekregen is. Of, de zin is, dat ongerechtigheid en geweld te bedrijven hun zo aangenaam is als het eten en drinken; welke manier van spreken Christus gebruikt Joh 4:34 . Vergelijk Job 15:16 , en de aantekening.
,
 enkel geweld Hebreeuws, gewelden, of roverijen.
18Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.
 schijnend licht, Te weten, niet alleen omdat zij door Gods zegen voorspoedig zijn en gerustheid des gemoeds hebben, maar ook omdat zij met de kennis Gods verlicht zijn en daarin dagelijks toenemen, gaande van deugd tot deugd, totdat zij hierna de volmaaktheid der kinderen Gods bekomen. Vergelijk Job 18:5 .
,
 vollen dag Hebreeuws, tot het gezette des daags; dat is, tot den middag, als de zon in haar meeste sterkte en klaarheid is en de dag in zijne volmaaktheid en gezetheid.
19De weg der goddelozen is als donkerheid, zij weten niet, waarover zij struikelen zullen.
 donkerheid, Dat is, vol onwetendheid, dwaling, ongerustheid, gevaar en ellende. Zie Gen 15:12 .
,
 zij weten niet, De reden is omdat zij doorgaans in merkelijk gevaar staan van in ongeluk en verderf te vallen, hetwelk hun schielijk over den hals komt, boven Pro 1:27 .
,
 waarover Dat is, wat hen tot den val brengen en in het verderf storten zal. Versta dit van het middel, waardoor God zijn rechtvaardig oordeel uitvoeren wil.
20Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn redenen. 21Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten.
 wijken Alzo boven Pro 3:21 .
22Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.
 zij zijn Te weten, mijne woorden en redenen, van welken gesproken is boven vs.20.
,
 het leven Dat is, die het leven geven. Vergelijk boven, vs.13, en zie de aantekening.
,
 medicijn Dat is, het leven niet alleen gevende, maar ook in goeden welstand onderhoudende en allerlei onheil daarvan afkerende. Vergelijk boven Pro 3:8 , en onder Pro 12:18 , en Pro 13:17 .
,
 hun gehele Dat is, den gehelen mens, bestaande uit lichaam en ziel. Met lichamelijke goederen worden de geestelijke afgebeeld. Zo is vlees voor mens genomen, Gen 6:12 . Anders: het gehele vlees van een ieder derzelve.
23Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.
 hart Het hart betekent dikwijls al de krachten der ziel, namelijk het verstand, den wil en de bewegingen. Alzo Gen 8:21 ; Isa 29:13 ; Jer 17:9 ; Joe 2:13 .
,
 boven Hebreeuws, boven alle bewaring behoed uw hart.
,
 uitgangen Het leven der mensen is òf natuurlijk, òf geestelijk; het eerste heeft hij uit de eerste geboorte, het andere uit de tweede; beiderlei leven geeft zijne werken, die uit het hart voortkomen; de natuurlijke uit het hart, dat onherboren is, de geestelijke uit het wedergeboren. Vergelijk Mat 15:18 .
24Doe de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u.
 verkeerdheid Versta, alle misbruik der tong tegen de eerste en tweede tafel, of tegen God en de mensen. Zie boven Pro 2:12 , en onder Pro 6:12 .
25Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden.
 Laat uw ogen De zin is dat wij, om in den weg des Heeren getrouwelijk en gestadiglijk voort te gaan, niet ons geestelijk gezicht ter rechter of ter linkerhand van de geboden des Heeren moeten afwenden, maar recht doortreden, zonder ons daarvan enigszins te laten afleiden.
,
 recht voor u Dat is, het gezicht rechtuit sturen.
26Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn.
 Weeg Dat is, overweeg wel bij uzelven hoe gij al uw doen en laten aanstelt, passende het naar den regel van Gods Woord, opdat gij geen slimme of kromme gangen maakt. Het schijnt ene gelijkenis te zijn, genomen van degenen, die om de wegen en straten effen en recht te maken, het waterpas daartoe gebruiken.
,
 gang Hebreeuws, spoor.
,
 gevestigd Of, geschikt, of gericht, of wel gepast. Anders: opdat al uwe wegen wel gepast, of gesteld zijn; of en al uwe wegen zullen bevestigd worden.
27Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.
 niet Zie Deu 5:32 .
Copyright information for DutSVVA